Ons rije Toyota

Vandaag tijd om verder te gaan. We hebben nog een flink stuk van Krugerpark’s mooie wegen voor de boeg voor we het park verlaten. We toeren rustig naar de Punda Maria gate in het noorden van het park. Onderweg komen we de inmiddels gebruikelijke sujetten tegen: zebra’s, impala’s, buffels en natuurlijk olifanten. Het is vreselijk om je te realiseren maar alles went, ook veel wild life. Impala’s wijzen we al niet meer aan, zebra’s worden achteloos in het voorbijgaan benoemd en een grote buffel levert nog net het kortstondig ontsteken van de remlichten op. Als we de afslag naar de gate nemen verandert dat. Links, rechts en voor ons staan tientallen olifanten te ontbijten. In alle maten, inclusief een baby olifantje.

Zijn slurf is nog niets meer dan een stuurloos heen en weer bungelende bovenlip. Moeder olifant beschermd de kleine in eerste instantie voor de nieuwsgierige blikken vanuit de Toyota, maar als we verder geen aanstalten tot toenadering maken laat ze de kleine lekker ronddolen door het bos. Enorme mannetjesolifanten met imposante slagtanden steken de weg over en bij elkaar is de groep zeker 50 beesten groot. Een waardig en in dank ontvangen afscheidscadeau van Kruger.
Bij de poort aangekomen zien we eigenlijk meteen dat we in een andere wereld terecht komen dan waar we het park zijn binnen gegaan. De gatekeepers zitten er sjoffel gekleed bij. Uitermate vriendelijk zoals eigenlijk iedereen tot nu toe. Hij put zich uit in pogingen om ons elektronische navigatie overbodig te maken. Zoveel vriendelijkheid kun je niet lomp negeren dus knikken we vriendelijk van ja en rijden langzaam weg, terwijl de gatekeeper achter ons na raadpleging van een collega vrolijk wuivend wenkt nog meer informatie te hebben. We drukken het gas iets verder in, zoveel vriendelijkheid zijn wij als westerlingen niet meer gewend…
De wereld is armer om ons heen. Langs de weg zagen we eerder armzalig bouwsel staan maar dat waren stalletjes voor de verkoop van alles wat los en vast zit. Dat gebeurt hier ook, maar op de achtergrond zie je achter een zeiltje vaak een bed liggen. Naast de hutjes een kleine vuurplaats en dat is het. We rijden door een aantal plaatjes waar we welkom geheten worden met een bord waarop staat: High Crime Area, do not stop. We geven iets meer gas maar dat kun je niet ongestraft doen, ook een Toyota moet drinken dus stoppen we in Thohoyandou om de 140 liter diesel weer aan te vullen. Dat gaat met bijna chirurgische precisie. Alles wat de beste tankbediende namelijk niet bij ons in de tank krijgt, zullen we later bij een ander tanken en dat is slecht voor de omzet. Rond de 90 liter slaat de tank af maar tien minuten later heeft de beste man, zonder ook maar 1 druppel te morsen er nog eens 10 liter bij gekregen, een prestatie die respect afdwingt. We rekenen een schamel bedrag af en rijden verder.
De weg is matig en saai. Potholes zijn hier een geliefde verfraaiing van het wegenstelsel, alhoewel wij er de charmes niet van kunnen ontdekken. De aankomst bij Mapungubwe National Park maakt dat in één keer goed. Wat een schitterend landschap. Rode rotsen met bizarre vormen, als een soort canyon met overal prachtige Boabab bomen. We zijn nog niet binnen of we weten nu al zeker dat 1 dag hier tekort gaat zijn. Omdat er geen plek meer op de camping was landen we in een huisje. We kijken vanaf de veranda uit op een prachtige vallei. Bij ondergaan van de zon staan twee prachtig dikke Boabab bomen in silhouet op de rand van de bergrug. Als ik sta te fotograferen besluit VVV Afrika dat het beter kan en stuurt er een olifant op af die zich in het silhouet voegt. Mooier gaat het niet worden.


2 gedachtes aan “Ons rije Toyota