Vandaag langzamerhand op weg terug richting Darwin via het kroonjuweel van de Australische Nationale parken Kakadu dat we een dag of 3 gaan doorkruisen. Maar eerst nog een staartje Nitmiluk park: de Edith falls. Parken zoals wij dat “thuis” gewend zijn, zijn toch een andere orde. De Katherine Gorge en de Edith falls maken deel uit van hetzelfde park en zijn verbonden door middel van een wandeling. Het is een wandeling van zo’n 80 kilometer, waar je zo’n 6 dagen voor uit schijnt te moeten trekken, waarbij je een uur of 4 á 5 per dag kunt wandelen. Volgens Bartjens komt dat neer op een kilometer of 2,5 per uur. Lijkt mij weinig maar niet je bedenkt dat er geadviseerd wordt om per uur 1 liter water mee te nemen. Betekent toch al gauw dat je zo’n 30 kilo aan water op je bult mee moet nemen en dat vertraagt de zaken in het begin aanmerkelijk. Komt je kampeeruitrusting en eten nog eens bij. Lijkt me een mooi kampeertochtje voor duo Jeromeke en de Hulk als ie boos is… Er is een andere optie en daar maken we gretig gebruik van. Het Toyota Hiace campertje met airco, koelkast en watertank zoeft dus door de eindeloze Australische Outback. Nadat we Katharine, de na Darwin grootste stad van de Northern Territory, in een rondje van 32” vlak doorkruist hebben, ligt er 150 kilometer Stuart Highway voor ons. Eens in de 10 minuten worden we van de weg geblazen door een road train die voorbij dendert maar meer verkeer is er niet. Bebouwing overigens ook niet.
Als we de parkeerplaats van de Edith fall opdraaien worden we al vriendelijk welkom gezwaaid door een Australische variant van Gandalf. Grote grijze baard, brede hoed alleen de staf en lange mantel zijn vervangen door een T-shirt en een blikje cola. Zijn vrouw is geheel in stijl en lijkt sprekend op de kabouterdame uit Kabouter Plop, kortom het is hier sprookjesachtig. We drinken nog even een ijskoud blikje en vertrekken voor de wandeling. Ergens bovenaan de heling kijken we achterom en zien een eindeloze vlakte met dorre begroeiing. De toegangsweg naar het park is het enige dat herinnert aan de menselijke aanwezigheid, verder is er alleen maar leegte… Voor ons wordt het echter steeds groener en als we de laatste hoek van de heuvelrug omgaan, ligt er een groene oase, waarin een riviertje in verschillende cascades naar beneden komt. Midden in zo’n dor en droog land opeens klaterend water horen is een welkom geluid. De waarschuwing over krokodillen doen ons intussen niets meer, zoetwaterkrokodillen zijn wuzzies zo is ons inmiddels duidelijk geworden. Mochten we er eentje tegenkomen is het een kwestie van streng kijken en hij verdwijnt met de reptielenstaart tussen de benen naar zijn moeder om uit te huilen. Het gevaarlijkste dat we hier kunnen ontdekken is een knalrode variant van de vleesetende zonnedauw. Het water is heerlijk koel, de waterval een gratis massage en het uitzicht is prachtig. Als we Antarctica buiten beschouwing (wordt gecheckt in 2016), is Australië het droogste continent op deez’ aard maar tot nu toe merken we dan weinig van.
Terug op de parkeerplaats verdwijnt de hoop op een lekkere burger als lunch als sneeuw voor de zon want de container van Gandalf is hermetisch gesloten. Blijkbaar op Ork jacht of zo. We pakken dus het busje en rijden door tot Pine Creek (twee keer gelogen want geen dennenboom te zien en de kreek is een droge geul). In de Lazy Lizard blijken de Engelse roots nog merkbaar en lunchen we met een heerlijke fish and chips.
Na Pine Creek wordt het hard werken. Driehonderd kilometer Outback liggen er voor ons. Het Kakadu NP begint weliswaar al na zo’n 50 kilometer maar het hart van Kakadu ligt helemaal in het noorden. Daar laten we ons informeren door de dames van de “i” en nadat we boodschappen gedaan hebben in Jabiru rijden we door naar Ubirr omdat de dame van het informatiecentrum verteld heeft dat met name de zonsondergang daar erg mooi is. Daar is geen woord van gelogen! Langs de oostrand van het park is een verschijnsel dat in de boekjes Escarpment genoemd wordt, een lang rij met plotseling omhoog komende zandsteen richels die een 50 meter breed zijn en zo’n 100 tot 200 meter hoog oprijzen uit het verder vrij vlakke landschap. Het zijn geen aaneengesloten muren maar plukken rots die er uit zien alsof iemand heel veel pannenkoeken op elkaar heeft gestapeld. De ondergaande zon kleurt de oranje, rode en witte rotsen nog warmer van kleur als we de Ubirr beklimmen. Boven aangekomen zijn we net op tijd. De diep rode zon zakt langzaam voor ons richting de moerasvlakte die grenst aan het escarpment. Het is betoverend.
We kamperen in de middel of nowhere, een parkcamping met water en wc’s maar dat is dan ook alles. Maar wat ze wel weer hebben is een vuurplaats! En ondanks dat het nog steeds zeker een graad of 30 is, gaan we gelijk op zoek naar brandhout en knappert er in no time een vuurtje. Als het vuurtje gedoofd is, merk je pas hoe stil en donker het hier is. Nergens straatverlichting, nergens verkeer, alleen maar stilte….
Lijkt mij hard werken daar. Wij leven met jullie mee. Wil je eens een foto maken van een flinke roadtrain.
Groeten,
Pa en Ma