Nadat we gelukkig weg mogen van de saaiste camping ooit, wordt het tijd om in Sydney te geraken. Dat is zo’n 550 kilometer door saai landschap. De White fellas hebben grondig werk gedaan, kilometer na kilometer grasland strekt zich uit met hier een daar een boom die ze vergeten zijn plat te branden. Hoogtepunten: een muffin bij het tankstation en een McDonald’s lunch. Een mooi trip dus!
Eenmaal in Sydney wordt het spannend. De tolwegen zijn nogal lastig (je nummerbord wordt gescand, vervolgens moet je via een website binnen 24 uur betalen) dus die vermijden we. Binnendoor dus. Dat is weinig relaxt na de rust van afgelopen weken. Van alle kanten lijken auto’s te komen en midden op iets wat ik als rijbaan beschouw staan er auto’s geparkeerd. Verbazingwekkend genoeg komen we zonder kleerscheuren bij het inleverstation van de camper. Aangezien we tegen alles verzekerd zijn, behalve tegen een single vehicle rollover (en zoveel weet ik wel: die hebben we niet gedaan) is het inleveren een makkie. De taxichauffeur die ons naar het Ibis hotel brengt begint opeens Nederlands te praten, of althans een 17e eeuws Zuid-Hollands dialect, beter bekend als Afrikaans. Drieëndertig jaar geleden naar Australië gekomen als gediscrimineerde zwarte. Hij doet zijn werk alleen niet echt baaie goe want er blijken twee Ibis hotels te zijn en hij kiest de verkeerde ondanks mijn juiste adressering. Daar komen we natuurlijk pas achter als hij weg is en we, na veel verwarrende telefoontjes over wat dan wel had moeten gebeuren, een dik uur moeten wachten in de relatieve kou van Sydney. Het hotel is saai en we moeten nog een hele avond, we zitten ver buiten Sydney en er is geen internet. Als er rond een uur of 3 bovenburen opstaan die flink stampend rond klossen terwijl naast me een dekendief ligt te ronken zijn alle ingrediënten voor een brakke nacht compleet. Morgen nieuwe dag, op naar Cairns voor een paar dagen duiken.
beetje deprimerend. kop op. Het is toch fijn vakantie
Verschrikkelijk, zo’n reis