Natuurlijk gaat de wekker veel vroeger dan wenselijk maar Bali wacht! Gert-jan is (wederom) zo vriendelijk om ons naar Schiphol te chauffeuren. We rijden naar Rob & Miranda en treffen die aan met rode koppen en het zweet op het voorhoofd van het zoeken naar de lader van de camera. Tassen worden leeggehaald, kast ondersteboven gegooid maar de lader wordt niet gevonden. Maar omdat er altijd USB is om via te laden, laten ze het voor wat het is en werken we de bagage in de kofferbak. Dat valt niet mee want eerlijk gezegd past het niet. Vijf man, vier grote tassen en wat kleine rugzakken is eigenlijk teveel, zelfs voor een Tsjechische tank. Toch lukt het met gepast geweld om de achterklep te sluiten met alle bagage in de auto en ondanks het feit dat elke verkeershobbel ons duidelijk maakt dat de rek uit de schokdempers is, komen we zonder problemen op Schiphol. Het is druk maar niet zo erg als we vanwege de vakanties vermoedden. Daarnaast heeft Singapore Airlines zijn zaken goed op orde en kunnen we zo doorlopen om de tassen in te checken. Rob ondervindt wat meer moeite want zijn fotokoffer die hij als handbagage mee wil nemen is te zwaar en te groot. Maar wederom laat Singapore Airlines zich van zijn beste kant zien. Er wordt een opperdame bij gehaald en eind van het verhaal is dat de koffer mee mag en dat er zelfs een stoel geblokt wordt naast ons om de koffer neer te zetten. Heeft ongetwijfeld te maken dat de vlucht niet vol zit maar blijft een prima service. Door de soepele incheck hebben we ruim de tijd om te shoppen. Niet verrassend eindigen we of beter gezegd, eindig ik met een fles whisky, een altijd fijne Glenlivet Nadurra. Rob weet nog een lader voor zijn cameraaccu’s te scoren en na wat dreutelen eindigen we bij de gate. Omdat we zo nog genoeg opgesloten moeten zitten in een kleine ruimte, drinken we eerst nog een bak koffie waarbij ik een teleurstellende poging doe om een groepsselfie te maken.
Inmiddels zijn we 6 uur, twee glazen rode wijn, een heerlijke rendang, twee gebieden met turbulentie, 1 filmpje en twee potjes zeeslag verder, vliegen we net het luchtruim van Afghanistan binnen en zijn we halverwege. ’t Is een flinke investering maar voor ’t goede doel. De vlucht valt me zwaar. Singapore Airlines heeft de koptelefoontjes vervangen voor oortjes en die lijkt het omgevingslawaai eerder te versterken. Entertainment zit er dus niet in, maar ook slapen lukt niet. We informeren nog even of de overstap van 55 minuten echt wel gaat lukken, maar de heupwiegende Singaporees verzekert ons dat het goed gaat komen. En inderdaad lukt het zonder problemen om over te stappen. Ergens diep weg roert zich wel een stemmetje dat zich af vraagt of de bagage wel in zo’n korte tijd uit het ene vliegtuig, via terminal 3 naar terminal 2 in ons volgende vliegtuig terecht kan komen. Ik bedenk me dat we er toch niet veel meer aan kunnen doen dan vertrouwen hebben… En dat vertrouwen wordt niet beschaamd, sterker nog: de tassen draaien al rondjes bagageband als wij aankomen. En de plichtplegingen daaraan voorafgaand liepen ook al opmerkelijk soepel: geen rij bij de visa desk, een lachende douanebeambte die Marieke zelfs in het Nederlands begroet, de immigratieofficial neemt zonder te kijken onze doopceel in ontvangst. Dit alles speelt zich af in een hal die lijkt op de Jaarbeurshal, maar dan groter. De enkele passagiers die er in rondlopen verdwijnen in het niets. Maar al met al geen enkele reden tot klagen dus. Buiten staat een hele rij met chauffeurs die bordjes ophoog houden en één ervan bevat de tekst Welcome mister Rob en mister Willem. Gelukkig mogen de dames ook mee en rond een uur of half 11 vertrekken we richting Amed. Rob besluit om de airco even aan te sturen en dat lukt maar niet zonder gevolgen. Die airco is waarschijnlijk zo lang niet aan geweest dat er een stofstorm uit tevoorschijn komt die qua omvang zonder problemen in Irak ingezet kan worden. De tocht is lang en langzaamaan stort iedereen in. Door de ramen hebben we zicht op het zondagse leven van Bali. Veel verkeer, veel schreeuwerige reclames (now: rijsttaffel!) en toeterende auto’s en scooters die met doodsverachting zich voort spoeden. Na 2 uur rijden komen we langzamerhand los van de drukte van Kuta en Denpassar en komt er wat meer groen tussen de huizen en neemt het tempo van het leven wat gas terug. Sawa’s worden bewerkt door mensen met een zelfgemaakte hoed op, vrouwtjes van anderhalve turf hoog lopen met een zak van 10 kg rijst op hun kop, honderden, maar ook werkelijk honderden bedrijfjes waar zwart vulkanisch gesteente voor ligt en waar lelijke, maar kunstig gefabriceerde beelden worden gemaakt. Amed is ver, eigenlijk te ver maar een keuze hebben we niet. Als we aankomen is iedereen afgeknoedeld en willen eigenlijk niets anders dan een dutje doen. De Indonesische arbeidsethos gooit daar echter flink wat roet in het eten. De tassen worden half half naar boven in het duikcentrum gedragen en slechts door assistentie onzerzijds belanden ze er allemaal. “Shall we take our divegear out?” Yes, no, veel glimlachen en geen duidelijkheid. Een welkomsdrankje is meer dan welkom want we hebben sinds het ontbijt in het vliegtuig rond een uur of half 8, niets meer gedronken. Niemand maakt zich na het aanleveren van de sapjes maar ook enigszins druk om ons en pas al Rob besluit om de zaken aan te gaan sturen boeken we voortgang. We pakken de duikspullen uit, na wat zoeken vinden we een krat en worden vervolgens afgeleverd in een kamer die we niet geboekt hebben. Lang verhaal kort: de manager is er niet en niemand weet eigenlijk wat ze moeten doen. Voor nu dus maar even volhouden in de verkeerde kamer en morgen verder kijken.
We gaan op verkenning van de omgeving. Het strand is zwart, vulkanisch zand. Raar maar ook mooi om te zien, ware het niet dat zwart zand zeker niet de overhand heeft. Dat is namelijk plastic. Als je niet al te veel hecht aan twee dezelfde schoenen kun je hier in tien minuten een paar van de juiste maat scoren. Piepschuim, petflessen en plastic gebruiksvoorwerpen als tandenborstels en aanstekers liggen werkelijk lagen dik op het strand en een blik op de zee maakt duidelijk dat er nog meer aan komt. Ik kan daar niet zo goed tegen, zoveel moois en dat dan zo verziekt. We scoren wat geld bij de ATM en drinken een biertje. Meteen slaat de jetlag toe, mijn ogen doen pijn van het openhouden… Dus terug naar de hut en een half uurtje slapen.
Het avondeten doen we bij een tentje dat op zijn veranda 5 tafels heeft neergezet, door een spleet in de muur van niet meer dan 40 cm verbonden met de keuken. Gelukkig zijn de Indonesiërs niet zo dik weet het bedienende personeel zich er door te wringen en krijgen we een heerlijke maaltijd. We houden vol tot 9 uur en strompelen door de jetlag overmand terug naar de hut. Daar slaat de jetlag omgekeerd toe en zijn we nu anderhalf uur later, twee whisky’s, een binnen gevangen en buiten weer vrijgelaten kakkerlak en dit verhaaltje verder. Gelukkig voel ik de oogleden zwaarder worden en vermoed ik dat ik een lekkere nacht kan gaan maken. Of dat zo is? Morgen verder!
We zijn op weg!
- Lekker weertje!
- Een wrak…