Varen en slapen gaat niet samen, tenminste dat is wat ik elke keer als ik wakker wordt denk. En wakker worden doe ik een keer of 400 en dat geeft wel een beetje het gevoel dat ik de hele nacht wakker ben geweest. Toch is het opeens half 9 en ben ik redelijk uitgeslapen. Boven heeft zich een klein groepje mensen verzamelt dat het vannacht “droog” gehouden heeft. Vrijwel iedereen heeft behalve last van de golven ook flink last van zeeziekte gehad. De boot begint langzaamaan dan ook meer te lijken op de Henri Dunant. De golfhoogte van zo’n meter of 6 eisen hun tol dus de stapel kotszakjes is flink geslonken. Ik realiseer me dat het op geen enkele manier een verdienste is, maar ik heb echt nergens last van en geniet volop van het ontbijt aan de verder bijna lege eettafel.
Gisterenmiddag om een uur of half 2 heeft kapitein Pim de motoren gestart en sinds die tijd is het schip in één rechte streep richting de Doggersbank gevaren. Samen met Sous heeft hij de hele nacht doorgehaald en omdat het weer nog steeds dwarsligt met een onveranderde golfhoogte wordt besloten vanmorgen nog verder door te varen naar het uiterste puntje van de Doggersbank. Dertig uur nadat we vertrokken zijn, klinkt opeens voor het eerst deze expeditie het vertrouwde geluid van de ankerketting die ratelend naar beneden wordt gelaten. Het geluid is genoeg om de doden op te wekken en inderdaad is het een startsignaal voor veel mensen om wakker te worden. Nog geen vijf minuten nadat we stil liggen is het drukker in de eetzaal dan het de afgelopen tijd geweest is. Ook bij het eten is het weer volle bak en als we na het eten een presentatie van Eelco krijgen over het afval dat we hopelijk gaan verzamelen is het weer gezellig druk.
Morgen schijnen we echt weer te kunnen gaan doen waar we voor gekomen zijn: duiken!