Palmwag

Het wordt langzaamaan tijd om wilde natuur in te gaan ruilen voor natuurschoon. Tot nu toe was het landschap van ondergeschikt belang, geholpen door het feit dat het landschap plat als een dubbeltje was. De parade van alle wilde dieren was veruit de mooiste attractie. We verlaten het park na een grondige maar tegelijk treurige controle. De poort waar we het park door verlaten wordt nauwelijks gebruikt en het personeel dat er zit straalt een bonk treurigheid en verveeldheid uit. De in camouflagepak gestoken agent controleert of we niet stiekem een leeuwenwelpje of olifantenjong voor thuis naar buiten proberen te smokkelen, de parkwacht waar ik me af moet melden gunt onze vergunning geen blik waardig en heeft geen idee welke datum en hoe laat het is waardoor ik valsheid in geschrifte pleeg bij het invullen van het logboek. Zonnestraaltje in deze poel van treurigheid is de dame van de mond-en-klauwzeerbestrijding. Met een dikke glimlach op haar lippen legt ze uit wat ze gaat doen en met inzet ontsmet ze alle wielen. Terwijl al haar collega’s weer hersendood naar het scherm van hun mobiel zitten te staren, wuift ze ons vriendelijk uit.

Buiten het park is het landschap totaal anders dan we tot nu toe gezien hebben. De weg slingert tussen de heuvels door. Na een geslaagde poging om te tanken, gecombineerd met een mislukte poging om boodschappen te doen, draaien we een weg op die qua uitzicht prachtig is maar heel slecht voor onze nieren. We worden door elkaar geschud en een af en toe tijdens het sturen gemiste kei zorgt ervoor dat we door de auto heen stuiteren. Ergens halverwege ontmoeten we een verkeersregelaar die ons aanhoudt. Hij geeft tips over de te volgen route en begint een sprankelend verhaal over Nederland en voetbal en dat in het dorp ergens achter ons ook een voetbalteam bestaat. Het dorp kan wel wat fondsen gebruiken en of we een bijdrage willen leveren. Hij is lief genoeg om mij NAD$50 te ontfutselen. We beklimmen de Grootbergpas die iets meer dan 1500 meter hoog blijkt te zijn en krijgen een prachtig uitzicht over een landschap dat zo weggelopen kan zijn uit “The Martian” Ok, hier staat af en toe een boompje dat weggeshopped zou moeten worden maar het landschap is rood zover het oog reikt. We rammelen door totdat we bij Palmwag aan komen. Een oase in een verder woest en rood landschap. Bij de receptie worden we gebrieft. Er is een huisolifant die de oase als zijn territorium beschouwd. Hij houdt niet van lawaai en is allergisch voor flitsen. Als we dus geen “kwaai Ollie” willen ontmoeten, houden we ons gedeisd. Verder gaat het verhaal dat er tussen 1 en 3 ’s nachts een luipaard over de camping zwerft. Waarom het dier klok kan kijken vermeldt de rondleiding verder niet. Een aardige rondwandeling met prachtig uitzicht over het dal, een buffet met springbok en een heerlijk vuurtje op de campsite later is het tijd om te gaan slapen. En nu maar hopen dat we niet tussen 1 en 3 moeten plassen…