Ik lig in mijn hut met mijn laptop om de blog voor vandaag te schrijven. In de kooi naast me ligt Cyriel een decodutje te doen, heel praktisch combinerend met het zagen van wat open haard hout. Ik hoor Fred Groen al zingend de trap afkomen: “Meisje, ik ben een zeeman, een zeeman is altijd van huis, want het water en de zee is zijn thuis…” Je kunt het met een gerust hart aan Fred overlaten om de overtreffende trap van zeemanssentiment te ventileren, bij voorkeur op rijm en uit volle borst gezongen. Maar een zeeman ben ik zeker niet en altijd van huis gelukkig al helemaal niet.
Toch is het leven aan boord totaal anders dan het leven op het vaste land; waar we normaal gesproken met een telefoon in één hand voor de mail, de laptop in de andere om Facebook te checken op weg zijn naar de volgende vergadering, kom je op zee in een heel ander ritme. Zodra je de haven uitvaart lijkt al die drukdoenerij achter te blijven op de kade. Het leven op het water heeft een andere dynamiek, een lagere versnelling.
Maar dat betekent niet dat er af toe flink doorgepakt moet worden. Het te water gaan bij een duik is altijd een moment waarop er geen tijd is om lekker rustig aan te doen. En deze ochtend al helemaal want alle geraadpleegde bronnen voorspellen dat het een werkduik gaat worden. We liggen voor het zeegat tussen Terschelling en Ameland voor een duik op het wrak van de Victoria City en de verwachting is dat de stroming minimaal een halve knoop zal blijven, zelfs op de kentering. En dan te bedenken dat we als vuistregel hanteren dat 0,6 knopen de maximale stroomsnelheid is die we als duiker kunnen trotseren. Dat wordt dus een kort duikje…
De cdt. Fourcault cirkelt als een roofvogel om de boei van de afdaallijn heen en als het wrak gevonden is door scouts Ben en Wouter, beginnen de duikleiders de eerste groep op te jagen om te zorgen dat ze klaar staan om overboord te springen zodra de boot in de juiste positie is. Dat gaat prima en als we als onderdeel van groep twee ook afgezet worden bij de afdaallijn spoelen we rustig naar de boei. Eenmaal beneden op het wrak is het duidelijk dat de zee zich niet laat voorspelen: ik heb duikjes in Vinkeveen gemaakt met meer stroming. Hoogtepunt van de duik is het bezoek van een dwergpijlinktvis. Hij hangt vlak boven ons, niet meer dan een centimeter of 10 groot, half doorzichtig met een paars, roodachtige zweem en donkere vlekken, en komt naar mijn lamp toe en onderzoekt het wonderbaarlijke stukje techniek. Dan schiet hij onder me door en als ik mij omdraai hangt hij bij de lamp van Martijn. Dan is hij het zat en schiet weg terwijl hij een klein wolkje inkt achterlaat dat in het bijna stromingsloze water blijft hangen.
Het zijn vaak dit soort kleine momenten die het duiken zo fascinerend maakt: een wereld die in niets lijkt wat we boven water kennen en zien. Zoveel bijzondere beesten, met eigen overlevingsstrategieën, voortplantingsrituelen en gedragingen. Hoelang ik ook duik, het blijft me verwonderen en het gaat nooit vervelen. Een wereld om heel zuinig op te zijn!