Ik ben zó slecht in vroeg opstaan. Maar ik weet het van mezelf en zodra de wekker gaat spring ik spreekwoordelijk uit ons hefbed en zet gauw een kopje thee. Het is al licht en het lijkt alweer een stralende dag te worden. We vervoegen ons voor de tweede keer bij de incheckbalie van Whale Watch en we zien meteen dat we in ieder geval gaan varen. Het gevoel proefkonijn te zijn komt wel in me op. Er moeten namelijk mensen zich opofferen om te checken of de walvissen binnen of buiten het gebied zijn en dat zijn de eerste drie vroege boten. Aan boord zitten we naast twee ‘Ha ook Nederlanders!’ die gisteren ook proefkonijn waren en niks hadden gezien. Het schijnt dat dit al anderhalve week het geval is. Het zet bij mij in ieder geval de verwachtingen op een lager pitje. Het vaartempo wordt rustig opgevoerd en zodra we een stuk buitengaats zijn, stoppen we om naar de Dusky dolfijnen te kijken. Ze zwemmen naast en onder de boot en het vrolijke gedartel maakt mij blij. Dan opeens worden we gemaand om met spoed op de stoelen binnen te gaan zitten. Ik ben blijkbaar nog steeds niet helemaal wakker, want ik vraag me af waarom. Dat kan natuurlijk maar één ding betekenen: walvis gespot!
Een eindje verderop ligt inderdaad een potvis zijn luchtvoorraad bij te vullen. Hij hoest en proest en komt telkens boven om weer lucht te blazen en te happen. Dit doen ze zo’n 5 tot 10 minuten alvorens ze weer een deep dive gaan maken op zoek naar een lekker hapje (als je de reuzeninktvis tenminste zo mag noemen). De gidsen weten precies wanneer hij zich klaar gaat maken voor de dive en dus staan alle fotografen klaar voor het ‘staartmoment’: en ja hoor, langzaam komt de staartvin omhoog en verdwijnt deze onder water. Aan het wateroppervlak verraadt niets meer dat hier zojuist een reus heeft gehangen. Ik moet even bijkomen van dit magische moment. Ik voel me bevoorrecht om dit te mogen aanschouwen. Willem heeft een praatje gemaakt met de spotter, die nog maar goed 1,5 maand in dienst is. In die periode zijn er helemaal geen potvissen gespot, alleen een verdwaalde bultrug. Ik besef mij des te meer weer hoe lucky wij zijn, in het wild komen dieren niet op bestelling langs hun kunstje doen.
Aan boord hadden we al geleerd dat de deep dive van een potvis zo’n drie kwartier tot een uur duurt. Ik doe een snelle berekening en omdat we de potvis zo vroeg tijdens de tocht hebben gezien, zou het wel eens kunnen zijn dat we wachten tot dit exemplaar weer boven komt. En inderdaad, we doden de tijd met dolfijnen (hé wat vervelend) en zien dat de andere twee boten van dezelfde maatschappij ook in de buurt rondhangen. We worden gewaarschuwd door de crew dat Tiaki (de naam van deze pot voor herkenningsdoeleinden) elk moment weer kan boven komen en iedereen speurt het wateroppervlak af naar een luchtspuit, die zich weldra aandient. We hebben dus zo’n mazzel dat we hem twee keer mogen zien. Dit keer van iets meer afstand, er zijn meer boten en dan proberen ze het beest ook de ruimte te geven. Maar voor het staartmoment staan we weer op pole position en op het moment suprême klikkerdeklikken alle camera’s er weer op los.
Een buslading vol met happy campers komt weer terug bij het vertrekpunt en dat is altijd goed voor de omzet van de souvenirshop. Gauw gaan we echter weer op pad, we hebben onze zinnen gezet om bij Mount Cook te geraken vandaag, de hoogste berg van Nieuw-Zeeland. Het is een behoorlijk stuk sturen: 6,5 uur. De rit naar het gebergte is het beste te vergelijken met een vlucht uit de Flevopolder: vlak, weilanden en koeien. Maar na de afslag richting binnenland wordt het eerst heuveliger en dan ook snel bergachtig. Voor ons doemt een turkoois meer op, omringt door een bergketen bestrooid met sneeuw: Lake Tekapo. Ik vind dit meteen wel één van de mooiste meren die ik ooit heb gezien. De lookouts bieden zicht op onwerkelijk mooie vergezichten, te mooi bijna om waar te zijn.
Als we verder rijden naar een camping in de buurt van Mount Cook Village, zien we steeds meer campers de tegengestelde richting op rijden. Ik krijg visioenen over overvolle campings en het kilometerslange stuk moeten terugrijden naar de vorige campingoptie. Niets is minder waar. De camping is maar voor een derde gevuld, we zoeken een lekker plekje op en wanen ons midden tussen de witte toppen en vlakbij het meer. Mount Cook hebben we nog niet gezien, maar we hopen op mooi weer morgen en een beetje geluk van wat we deze vakantie al mochten ervaren. Lucky bastards, dat zijn we!
Heerlijk verhaal Marieke! Ik krijg erg veel zin jullie reis na te gaan doen, maar voor nu is ‘meereizen’ ook goed. Ik begrijp dat jullie de Franz Josef Glacier gaan overslaan; was ook leuk geweest zo’n gletsjer die in de zee eindigt. Maar ben ook erg benieuwd naar de berg die naar een zeeman is genoemd ?!
Hey Rik, nee je begrijpt ’t niet goed 😉 Franz Jozef staat voorlopig nog wel op de todo-lijst. We zijn Mount Cook vanaf de oostkust aan het bekijken en het zoals het er nu uit ziet gaan we ook nog wel naar de westkust